Stel je voor: Het is dinsdag 6 september 1672. Het is lekker rustig, het zonnetje schijnt, en je zit hierbinnen lekker je ding te doen. Plotseling staat er een boze menigte voor je huis. Dat overkwam mevrouw de Ruyter.

Twee weken tevoren waren de gebroeders Witt gelyncht. De bevolking dacht dat de gebroeders Witt samenwerkten met de Engelsen en de Fransen, dus daarom zijn ze gelyncht. Michiel de Ruyter was een vriend van de gebroeders Witt, en daarom wilde het volk hem ook dood.

Buurman Smit was een ver familielid van de familie de Ruyter. Hij is daarom gaan kijken bij het huis van Michiel de Ruyter. Toen hij binnenstapte wilde mevrouw de Ruyter net de deuren en ramen sluiten. Maar buurman Smit raadde dat af. Hij zei dat ze naar buiten moest gaan en de mensen toespreken, dan zou hij hulp halen.
Een klein uurtje later kwam hij terug met zijn eigen schutters. Hij probeerde de menigte te verjagen maar dat lukte hem niet. Opeens voer er een schip langs. Buurman Smit riep de schipper en vroeg om hulp. Op het schip werden zes kanonnen geladen. Op datzelfde ogenblik kwam een groep ruiters van het stadsbestuur van Amsterdam. De menigte kon deze overmacht nooit aan. Dat beseften ze zelf ook. Daarom gingen ze weg.